de groene prinses

letters en lekkers voor veggies en andere smulpapen


Dip van geroosterde knolselderij en reuzebonen vegan


Je zou het niet meteen zeggen op basis van de temperaturen, maar deze week begint wel degelijk de herfst. Beetje bij beetje doen dus ook de herfstgroenten hun intrede. Naast pompoenen denk ik dan vooral aan knollen. Wat mij betreft komen knollen het best tot hun recht als je ze roostert. En dat deed ik dan ook met knolselderij: de hoofdrolspeler in deze dip.

Knolselderij wordt zalig zacht en zoet als je hem roostert. Heerlijk in combinatie met geroosterde knoflook en rozemarijn. Serveer deze dip met crackers of pitabroodjes, of gebruik hem als beleg op dikke sneden vers zuurdesembrood.

Velt (de Vereniging voor Ecologisch Leven en Tuinieren) viert deze week de ‘herfstkeuken’. Ga aan de slag met je favoriete herfstrecepten en deel ze met anderen! Meer info, inspiratie en give-aways ontdek je op de facebookpagina van Velt of via www.velt.nu/seizoenskeukens.

voor een kommetje vol

Ingrediënten
• ca. 300 g knolselderij, geschild en in blokjes van 2 bij 2 cm
• 1 el fijngesnipperde verse rozemarijn
• 4 el olijfolie + wat extra
• peper
• 1/2 tl gerookt zout
• 2 tenen knoflook
• 240 g gare reuzebonen (=boterbonen, gigantes)
• het sap van een halve citroen
• 3 el hazelnoten

Zo maak je het
Verwarm de oven voor op 200° Celsius.

Meng de knolselderijblokjes met de gesnipperde rozemarijn, 1 eetlepel olijfolie en wat versgemalen peper naar smaak. Leg ze op een met bakpapier beklede bakplaat. Bestrooi met het gerookte zout. Leg de knoflooktenen, ongepeld, tussen de blokjes.

Zet de bakplaat in de oven en rooster ongeveer een halfuur, of tot de blokjes boterzacht zijn. Roer tijdens het roosteren geregeld alles door elkaar.

Haal de knolselderij uit de oven en laat afkoelen.

Prak de reuzebonen met een vork. Voeg de knolselderijblokjes toe en prak ze eveneens. Verwijder de pel van de knoflook en voeg de ‘knoflookpuree’ bij de bonen en knolselderij. Voeg het citroensap toe en nog 3 eetlepels olijfolie en meng alles goed door elkaar. Breng indien nodig op smaak met extra peper en zout.

Rooster de hazelnoten 10 tot 15 minuten in de oven op 150° Celsius. Wrijf de velletjes er grotendeels af en hak de hazelnoten fijn. Bestrooi de dip met wat extra olijfolie en de hazelnoten.

Boterhammen met snelle cashewroomkaas en radijsjes vegan

Als ik voldoende geduld heb én ik heb een potje gefermenteerde groenten in mijn koelkast staan, dan maak ik gefermenteerde cashewkaas. Op die manier krijgt plantaardige ‘kaas’ een natuurlijke, zurige kazige smaak.

Maar vaak ontbreekt het me aan geduld en aan een potje bruisende groenten, en heb ik tóch zin in iets roomkaasachtigs voor op de boterham. Op zo’n moment is dit snelle en eenvoudige recept voor cashewroomkaas ideaal. Alles in de keukenmachine, en hop: klaar!

In dit recept zorgen edelgistvlokken, citroensap en miso voor een ietwat kazige smaak. Je kunt de cashewroomkaas op smaak brengen met allerlei verse of gedroogde kruiden en je kunt er heel wat kanten mee op: gebruik hem als broodbeleg, als vulling voor cannelloni of pannenkoekjes, of als basis voor romige sausjes.

Ingrediënten

voor een potje vol cashewroomkaas:
• 150 g ongeroosterde en ongezouten cashewnoten (een nachtje geweekt in water)
• 1 el edelgistvlokken
• 1 tl misopasta (witte miso of shiro miso)
• het sap van een halve citroen
• peper en zout naar smaak

voor de boterhammen:
• stevige zuurdesemboterhammen
• radijsjes
• bieslook
• geroosterd sesamzaad
• blaadjes zuring of ander jong groen
• peper en zout naar smaak

Zo maak je het
Giet de geweekte cashewnoten af. Doe ze in de keukenmachine en mix ze fijn.

Voeg de edelgistvlokken, de miso en het citroensap toe en mix tot je een egale crème hebt. Voeg indien nodig een klein scheutje water toe om de gewenste consistentie te verkrijgen.

Breng op smaak met peper en zout, en (verse) kruiden naar wens.

Beleg de boterhammen met een dikke laag cashewroomkaas. Snijd de radijsjes in plakjes en verdeel ze over de boterhammen.

Snipper de bieslook fijn. Bestrooi de boterhammen met de bieslook en het geroosterde sesamzaad. Garneer met jonge zuringblaadjes of ander groen en kruid met peper en zout naar smaak.

Vegan in Berlijn vegan

Acht jaar geleden bezocht ik voor het eerst Berlijn. Toen tipte ik op deze, toen nog zeer prille, blog een aantal vegetarische adresjes. Wie me een beetje volgt op Instagram heeft wellicht gezien dat mijn Geliefde en ik vorige maand ook in Berlijn vertoefden en dat we daar voortreffelijk plantaardig hebben gegeten. Tijd voor wat extra adresjes dus!

O ja, de foto’s zijn niet geweldig, omdat het de meeste dagen regende en ik daardoor geen zin had om mijn spiegelreflexcamera mee te zeulen :-) Het zijn dus smartphonefoto’s om jullie toch een beetje een impressie te geven…

Goed begonnen
Een goede dag begint met een goed ontbijt. Beslist niet moeilijk in Berlijn. Ik at een heerlijke zuurdestemtoast met avocado bij Father Carpenter en dronk er ook prima cappuccino met havermelk. De keuze is niet heel uitgebreid, maar het is er fijn toeven (helaas regende het pijpenstelen toen wij er waren en konden we niet op het gezellige binnenpleintje zitten).

De volgende dag trokken we naar een ander binnenpleintje, dat van Barcomi’s Deli. Maar ook toen daalden er net wat te veel regendruppels naar beneden. Gelukkig kon ik binnen net zo goed genieten van een rijk gevulde Veggie Plate. Acht jaar geleden ging ik ook al naar Barcomi’s. Toen smulde ik er van een bagel, de specialiteit van het huis.

 

(Dier)vriendelijk Vietnamees
Vriendelijke bediening, 100 procent plantaardig Vietnamees eten en zeer zachte prijzen: dat vind je bij Quy Nguyen Vegan Living. Als je net als ik van vers bereide Aziatische gerechten houdt, dan is dit echt wel een aanrader. Ik at heerlijke gewokte rijstnoedels met veel groenten, tofoe en pinda’s. Mijn Geliefde had een smaakvol rijstgerecht met gevulde tofoe in een pittige saus.

 

Van snelle snack…
Minder gezond, maar niet te missen in Berlijn: curryworst. Dé lokale specialiteit. Natuurlijk worden er in Berlijn vooral veel dierlijke curryworsten verzet, maar verschillende eethuisjes hebben een vegetarische of zelfs veganistische variant. Ik at er een bij Curry 61. Helemaal vegan, op de saus na. Daar zat een beetje honing in. De jongen die me bediende was wel zo attent om te vragen ‘of dat een probleem was’.

Prima fastfood!

 

… naar haute cuisine!
De stap van curryworst naar Kopps is bijzonder groot, want in dit restaurant eet je plantaardig op hoog niveau. Mijn Geliefde en ik lieten ons lekker gaan en kozen voor het 7-gangenmenu. Niet goedkoop, maar wel om duimen en vingers bij af te likken!

Elk gerecht was een kleine ontdekkingsreis, een streling voor het oog én voor de smaakpapillen. Groenten, kruiden en vruchten krijgen een glansrol in dit restaurant. Mijn favorieten? Een koud soepje van een waaier aan tuinkruiden met kruisbessen en ‘yoghurt’; de verschillende bereidingen van artisjok met kaviaar van ‘kochiazaden’ en zeekraal; en een dessert van hazelnootkaas in een buideltje met zwarte thee en pruimen. Er was nog véél meer lekkers, dus ik stel voor: ga vooral eens zelf proeven!

Een super supermarkt?
Ik keek er al lang naar uit om eens binnen te stappen bij Veganz, een keten van veganistische supermarkten. In Berlijn was het zover! Maar eerlijk gezegd, ik was er niet echt weg van… Natuurlijk is het fijn om te weten dat alles wat je in die winkel ziet liggen plantaardig is, maar ik vond dat de nadruk nogal sterk lag op ‘vervangproducten’ zoals veganistische kaas, worsten etc. Dat is niet de soort plantaardige keuken waar ik het meest van hou. Maar dat gezegd zijnde: ik kocht er wel erg lekkere noten-dadelrepen ;-)

Ben jij ook al naar Berlijn geweest? Wat zijn jouw veggie/vegan aanraders?

Pasta met geroosterde selderij en rozijnen-kappertjesdressing vegan

Speciaal voor de zomerkeuken van Velt, de Vereniging voor Ecologisch Leven en Tuinieren, ging ik de uitdaging aan om iets lekkers én eenvoudigs te maken met selderij. Blijkbaar een groente waarvan veel mensen niet zo goed weten wat ze ermee aan moeten. Toegegeven, ook bij mij belandt selderij vooral in de soep of risotto, of ik gebruik de rauwe stengels om te dippen.

Voor dit gerecht heb ik me enigszins laten inspireren door de zoetzure Italiaanse klassieker caponata. Daarin speelt aubergine de hoofdrol, maar is ook selderij doorgaans van de partij. Ik heb de aubergine weggelaten zodat de selderij de glansrol krijgt. Dankzij rozijnen, kappertjes en balsamico krijg je – net als in caponata – een spannend spel van zoet, zout en zuur.

O ja, op de Facebookpagina van Velt verschijnt vandaag een kort filmpje waarin ik dit gerecht ‘aankondig’ ;-)

voor 2 personen

Ingrediënten
• 1 flinke stronk (bleek)selderij
• 1 el gesnipperde verse rozemarijnblaadjes
• 1 el olijfolie
• peper en zout

voor de rozijnen-kappertjesdressing:
• 20 g rozijnen (minstens een halfuur geweekt in warm water)
• 1 el gezouten kappertjes (geweekt en goed gespoeld)
• 1 teentje knoflook, geperst
• 3 el balsamicoazijn
• 2 el olijfolie
• peper en zout

• 300 g spelt-(vlindertjes)pasta
• gesnipperde peterselie
• 2 el geroosterde pijnboompitten of zonnebloempitten
• eventueel wat (vegan) parmezaan

Zo maak je het
Verwarm de oven voor op 200° Celsius.

Verwijder de onderkant en bovenkant van de selderijstengels, was ze en haal met een dunschiller de grootste vezels weg. Snijd de stengels in stukken van ca. 4 centimeter lang.

Neem een ovenschaal en leg de selderijstukken erin. Schenk de olijfolie erover, doe de gesnipperde rozemarijn erbij en hussel alles door elkaar. Bestrooi met peper en zout.

Rooster de selderij 30 tot 40 minuten in de oven tot de selderij lekker zacht is. Roer geregeld door elkaar en prik af en toe met een mes of vork om de gaarheid te testen.

Terwijl de selderij roostert, maak je de dressing. Hak de geweekte rozijnen en kappertjes grof. Klop in een kommetje de balsamicoazijn en olijfolie door elkaar en roer er de rozijnen, kappertjes en geperste knoflook door. Breng op smaak met peper en zout (proef eerst! want de kappertjes zijn ook al zout).

Tegen het einde van de roostertijd van de selderij, kook je de pasta beetgaar.

Hussel de pasta, de geroosterde selderij en de dressing door elkaar. Strooi er gesnipperde peterselie en geroosterde pijnboompitten over, en eventueel wat (vegan) Parmezaanse kaas.

Smul meteen op!

Linzensalade met geroosterde tomaten en zuringpesto vegan


Kleine geroosterde tomaten uit de oven, sappig, zoet en een beetje zout tegelijk: ik kijk er een hele winter en lente lang naar uit. En nu de zomer nadert, is het moment aangebroken. De tomaten van het seizoen zijn er! Ik vier hun komst met deze kleurrijke salade, waarin ze vergezeld gaan van beetgare linzen, knapperige broodkorstjes en frisse pesto.

Ik maakte de pesto van zuringblaadjes omwille van hun friszure toets, maar natuurlijk kun je net zo goed basilicum, de koning van de pesto gebruiken. De pesto is puur plantaardig. Met edelgistvlokken en miso geef ik een kazige toets. Deze twee ingrediënten zijn bovendien ook nog eens bijzonder voedzaam.

PS: maak je een van mijn gerechten klaar? Deel dan een foto op Instagram. Ik ben immers razend nieuwsgierig naar hoe mijn recepten ‘verder leven’. Gebruik de hashtag #groeneprinses en ik kom zeker een kijkje nemen!

voor 2-4 personen (afhankelijk van wat je er nog bij serveert)

Ingrediënten
voor de linzen:
• 1 kop Franse groene linzen (+ evt. een stukje kombu)
• 1 el balsamicoazijn
• 1 el tamari
• 1 el olijfolie
• 1 tl ahornsiroop
• 1 el (gezouten) kappertjes, geweekt in water en goed gespoeld
• peper en zout

voor de tomaten:
• ca. 500 g bontgekleurde kleine tomaatjes
• 1 el olijfolie
• peper en zout

voor de pesto:
• 2 flinke handenvol zuringblaadjes (harde nerven verwijderd)
• 1 teentje look, grof gehakt
• 2 el pijnboompitten
• 1 el edelgistvlokken
• 1 tl shiro miso (= lichte of witte miso)
• 0,5 à 1 dl olijfolie
• peper en zout

voor de croutons:
• 2 sneden (zuurdesem)brood, in blokjes
• olijfolie om in te bakken

Zo maak je het
Verwarm de oven voor op 150° Celsius.

Spoel de linzen en breng ze in ruim water (zonder zout) aan de kook. Voeg eventueel een stukje kombuzeewier toe. Groene linzen hebben 20 tot 40 minuten tijd nodig om te garen. Proef geregeld: de linzen moeten nog beet hebben en mogen geen platte brij worden! Giet de linzen af en laat ze afkoelen. Roer er daarna de azijn, tamari, olie en kappertjes door. Breng op smaak met peper en zout.

Terwijl de linzen koken, rooster je de tomaatjes. Snijd ze doormidden en leg ze met de bolle kant naar beneden in een ovenschaal. Besprenkel ze met olijfolie en strooi er peper en zout over. Laat ze ongeveer een halfuur zachtjes roosteren in de oven.

Doe de zuringblaadjes, de look en de pijnboompitten in een keukenmachine en mix tot je een grof mengsel hebt. Doe er dan de edelgistvlokken, de miso en een scheutje olijfolie bij. Mix fijn. Voeg beetje bij beetje meer olijfolie toe tot je een smeuïge pesto hebt. Breng op smaak met peper en zout.

Verwarm wat olijfolie in een pan en bak de blokjes brood aan beide kanten goudbruin. Houd de croutons goed in de gaten, want brood verbrandt snel!

Doe de linzen in een grote kom, verdeel de tomaatjes en de blokjes brood erover en sprenkel er wat pesto over. Smul meteen op!

Geroosterde rabarber en vegan custard vegan


Vroeger, bij mijn ouders thuis, hadden we rabarber in de tuin. Ieder voorjaar keek ik uit naar het moment dat de stengels groot genoeg waren om er ‘rabarbermoes’ van te maken. Nu moet ik mijn stengels helaas in de winkel kopen. Al heeft dat ook een voordeel: de rabarber in de winkel is meestal heel wat rozer, en dat geeft rabarberdessertjes toch net wat meer stijl ;-)

Ik liet me voor dit gerechtje inspireren door de Engelse klassieker ‘rhubarb and custard‘. Maar dan vegan, en met een heerlijk vleugje kardemom.

voor 2 personen

Ingrediënten
voor de rabarber*
• 350 g rabarber
• 50 g rietsuiker
• de zaadjes uit 2 kardemompeulen, fijngemalen of -gestampt in een vijzel
• 1 tl vanille-extract

voor de custard
• 20 g vegan vanillepuddingpoeder (ik koop het mijne in de biowinkel van dit merk, maar er zijn ook andere bio & vegan merken)
• 2 el rietsuiker
• 0,5 liter ‘dikke’ plantaardige melk (ik gebruik meestal cashewmelk, maar andere niet al te dunne plantaardige melk kan ook)
• eventueel extra vanille (extract, poeder, verse vanillezaadjes, of een ‘leeg’ vanillestokje mee laten koken)

• 1 el fijngehakte (ongezouten!) pistachenootjes

Zo maak je het
Verwarm de oven voor op 200° Celsius.

Was de rabarber goed, verwijder de uiteinden, en snijd de stelen in stukken van ca. 5 cm.

Roer de suiker, gemalen kardemom en het vanille-extract door de rabarberstukken. Doe alles in een ovenschaal en dek die af met aluminiumfolie.

Zet de schaal 10 minuten in de oven. Haal de folie eraf en zet nog 5 à 10 minuten in de oven. De rabarber moet zacht zijn, maar niet helemaal uit elkaar vallen, dus controleer af en toe.

Laat de rabarber afkoelen.

Roer de suiker en het puddingpoeder door elkaar. Roer er dan beetje bij beetje de melk door, opdat je geen klontertjes krijgt. Voeg desgewenst extra vanille toe. Breng het mengsel nu al roerende aan de kook. Laat een paar minuten goed pruttelen en blijf roeren!

Haal de pan dan van het vuur en schenk de custard in kommetjes. Laat helemaal koud worden (eerst op het aanrecht, daarna in de koelkast).

Schep op elke portie custard een flinke schep rabarber en wat van het sap. Bestrooi met pistachenootjes en smikkel meteen op! :-)

* Allicht heb je niet al de geroosterde rabarber nodig om je custard te bedelven. Bewaar de rest in de koelkast en schep op havermoutpap, wafels of pannenkoeken.

Lenterolletjes met misodipsaus vegan

Natuurlijk is het bijna lente! De weergoden kunnen ons niet misleiden ;-) In mijn keuken begint de lente meestal met bosjes radijsjes en wat prille groene blaadjes. Die doen het ook prima in lichte lenterolletjes: een heerlijk voorafje of een lichte lunch, én een mooi tegenwicht voor de winterse groenten die op dit moment nog grotendeels mijn maaltijden bepalen.

De doperwtjes komen nu nog uit de diepvriezer, maar vanaf mei/juni kun je natuurlijk verse doperwtjes gebruiken. Dan worden deze rolletjes nóg lekkerder.

Traditioneel viert Velt vzw de eerste week van de lente met de lentekeuken. Ontdek lekkere recepten, tips en winacties op de Facebookpagina van Velt en tag jouw lekkere lentecreaties op sociale media met #lentekeuken.

voor 4 tot 6 stuks (afhankelijk van de dikte van de rol)

Ingrediënten
• 4 tot 6 vellen rijstpapier
• 2 handenvol jonge spinazieblaadjes

voor de vulling:
• 75 g (bruine) rijstmie
• 50 g doperwten (vers of uit de diepvriezer)
• 6 radijzen, in staafjes gesneden
• rasp van een halve citroen
• 10 muntblaadjes, in fijne reepjes gesneden
• 1 el fijngehakte verse gember
• zout

voor het dipsausje:
• 2 el lichte miso (shiro miso)
• 2 el mirin (vervang eventueel door 1 el rijststroop)
• 3 el rijstazijn
• 2 el geroosterde sesamolie

Zo maak je het
Breng een ketel water aan de kook. Leg de rijstmie en de bevroren doperwten (verse doperwten kun je het best even blancheren) in een grote kom. Schenk er het hete water over tot de noedels onder staan. Laat vijf minuten staan, maak de noedels los met een vork, giet af en spoel met koud water. Laat de noedels heel goed uitlekken.

Doe de uitgelekte noedels en doperwten in een kom en voeg de overige ingrediënten voor de vulling toe. Roer alles goed door elkaar. Breng op smaak met zout.

Was de spinazieblaadjes en zwier ze droog. Verwijder grote, hardere steeltjes, want ze kunnen het rijstpapier doen scheuren.

Vul een grote kom met lauw water. Week telkens een rijstvel in het water gedurende ca. 5 seconden. Het vel hoeft niet helemaal slap te zijn; het water dat eraan blijft hangen zorgt ervoor dat het vel helemaal soepel wordt. Laat het vel een beetje uitlekken en leg het op een plank.

Laat een beetje ruimte vrij aan de bovenkant van het vel en leg er een strook spinazieblaadjes op. Schep een vierde of een zesde (afhankelijk van hoe ‘dik’ je de rollen wilt maken) van de vulling op de spinazieblaadjes. Vouw de lege bovenkant strak over de vulling. Flap de zijkanten naar binnen en rol het pakketje verder op. Doe dit zo strak mogelijk. Wellicht moet je wat oefenen, maar na enkele rolletjes gaat dit vlot.

Werk zo verder tot je al de rijstvellen en de vulling hebt opgebruikt.

Roer al de ingrediënten voor de dipsaus krachtig door elkaar. Snijd de rolletjes met een scherp mes doormidden en serveer ze met de dipsaus.

Veggie in Parijs #2


Toen mijn (op dat moment nog prille) Geliefde en ik bijna zes jaar geleden naar Parijs trokken, genoten we vooral van de zoete en romantische kant van de stad. Qua fijne vegetarische eetadresjes bleef ik op mijn honger zitten. Ofwel is er de afgelopen jaren veel veranderd in Parijs, ofwel vertoefden we toen simpelweg niet in de juiste buurten. In ieder geval ontdekten we een paar maanden geleden dat Parijs best wel wat te bieden heeft op vegetarisch, plantaardig en biologisch vlak. Tijd voor een nieuwe blogpost dus!

Omdat mijn Geliefde een concert speelde in de wijk Quinze-Vingts, verkenden we vooral die omgeving, meer bepaald de straten rond la Bastille en de wijk la Roquette. De meeste adresjes hieronder bevinden zich dus ook in die buurt.

Gentle Gourmet
Dit restaurant had ik zes jaar geleden ook al op mijn lijstje staan, maar toen geraakten we er niet. Deze keer reserveerden we een plekje voor de lunch. Bij Gentle Gourmet serveren ze 100 procent plantaardige gerechten die werkelijk prachtig worden gepresenteerd. Elk gerecht is een klein kunstwerkje.


De vaste kaart bevat tal van gerechten die me deden watertanden, maar wij kozen toch voor het voordelige lunchmenu. Die dag bestond dat uit een soepje vol seizoensgroenten, een zwarte risotto met alweer een keur aan kraakverse groenten, en bijzondere frambozensoesjes als dessert.


Het is rustig tafelen bij Gentle Gourmet, en de keuken is verfijnd en puur. Hier wil ik zeker nog meer proeven :-)

Le Grand Breguet
Op het eerste gezicht lijkt Le Grand Breguet een grote, ietwat kale, kantine, maar eigenlijk is dit restaurant een hippe en nogal alternatieve plek waar heel wat gebeurt. Je kunt er niet alleen iets eten of drinken, er vinden geregeld activiteiten plaats zoals yogalessen of koorbijeenkomsten. Alles wat je bij Le Grand Breguet eet, is biologisch. De keuze is beperkt: je bestelt aan de toog de ‘dagschotel’ die bestaat uit granen of aardappelen, een aantal groentebereidingen, en proteïne naar keuze (er is altijd een vegetarische optie). Geen culinaire hoogstandjes hier, maar wel gewoon een lekkere biologische maaltijd voor een zacht prijsje.

Wil je zeker zijn van een plekje, dan kun je het best reserveren. Toen wij er waren was het enorm druk en we hadden veel geluk dat er nog net één tafeltje beschikbaar was.

Ten Belles Bread
Op een paar passen van Le Grand Breguet vind je Ten Belles Bread, een koffiebar/lunchadresje en bakkerijtje. En wát voor een bakkerijtje! Hier bakken ze ongelofelijk lekker zuurdesembrood: biologisch, ambachtelijk, en met een zalig krokante korst. Ga je voor het raam naast de winkel staan, dan zie je de bakkers aan het werk. Erg inspirerend voor amateur-zuurdesembakkers zoals ik :-)


Zowel bij Ten Belles Bread als bij Le Grand Breguet viel me trouwens op dat het personeel super vriendelijk was. Zou dat eigen zijn aan deze buurt? (soms ervaar je het namelijk ook weleens anders in Parijs …)

Welcome Bio Bazar
Voor dit adresje hoef je weer maar een paar meters te lopen vanaf de vorige twee plekjes. Welcome Bio Bazar is een winkel met een aparte koffie- en eethoek. Wij hebben hier niets gegeten of gedronken, maar wel lekker gesnuisterd in de winkel. Een waar paradijsje!


Het assortiment in deze winkel gaat breed: van servies, over planten, tot meubels, speelgoed, wol, badproducten en sieraden … Wat al deze producten met elkaar gemeen hebben? Dat ze ecologisch en ethisch verantwoord zijn. De winkel is mooi en sfeervol ingericht en het is héél moeilijk om hier met lege handen buiten te stappen. Ik ben daar alvast niet in geslaagd :-)

Om de hoek ligt de grote broer van deze winkel: een biosupermarktje. Die bezoeken we de volgende keer!

Pur Etc.
Nog enkele meters lopen en je bent bij Pur Etc. Deze Franse miniketen heeft nog een tweede vestiging in Parijs en is ook actief in een paar andere Franse steden. Bij Pur Etc. eet je gezonde kant-en-klaargerechten met oog voor duurzaamheid. De verschillende gerechten staan in glazen bokalen klaar in de toog en worden voor je opgewarmd en aan tafel gebracht. Op het eerste gezicht zien al die bokaaltjes er misschien niet heel aantrekkelijk uit, maar onze gerechtjes waren beslist smaakvol.


Er is flink wat keuze voor vegetariërs en veganisten. De gerechten worden elke dag vers bereid, er wordt zo veel mogelijk gewerkt met seizoensgroenten en biologische producten, de verpakkingen worden herbruikt of gerecycleerd, en de keten van producent naar consument wordt zo kort mogelijk gehouden. Zeer verantwoord dus allemaal.


Sense Eat
Meer in het centrum van de stad, in de buurt van Odéon ligt dit Italiaans vegetarische restaurant. Ook hier kozen wij voor het lunchmenu van de dag, en net als bij Gentle Gourmet zagen de gerechtjes er erg mooi uit. Vooral mijn voorgerecht, een creatie van rode biet, bramen en ‘zwarte’ look, sprong eruit.


Het hoofdgerecht, een eenvoudige pasta met onder andere palmkool, was wat minder verrassend maar wel lekker. De gerechten zijn duidelijk Italiaans geïnspireerd, maar verlaten toch de traditionele paden. Op de kaart staan immers ook gerechten met tofoe, quinoa en yuzu. Niet bepaald ingrediënten die je met de Italiaanse keuken associeert.

Heel fijn om te zien dat de verfijndere vegetarische keuken zijn intrede heeft gedaan in Parijs en dat je niet meer genoegen hoeft te nemen met een bord smakeloze groenten. Veganisten vinden hier trouwens ook iets naar hun gading! Alleen bij de desserts is er weinig plantaardige keuze.

La manufacture de chocolat Alain Ducasse
Een bezoekje aan Parijs zonder zoetigheid? Ondenkbaar! Toevallig bleek La manufacture de chocolat van de wereldberoemde chef Alain Ducasse in de buurt van onze uitvalsbasis te liggen. Daar konden we niet aan voorbijgaan! Zoals de naam aangeeft, is deze winkel ook meteen fabriekje. Alle chocoladeproducten van Alain Ducasse worden hier volledig zelfgemaakt, vanaf de cacaoboon tot aan het eindproduct. Bean to bar dus, om het met een wat hippere term uit te drukken. Leuk is dat je vanuit de winkel de zakken cacaobonen ziet liggen en de machines aan het werk kunt zien.


Naast pure originechocolades, koop je hier ook gevulde repen, pralines en chocopasta. Je moet helaas wel diep in de geldbuidel tasten voor al dit lekkers. En eerlijk? Wij hebben al lekkerder bean to bar-chocolade gegeten voor minder geld … Maar de pralinévullingen van La manufacture verdienen wél een speciale vermelding. Doorgaans moet ik namelijk niets hebben van pralines met kleffe, zoetige pralinévulling. Maar wauw, de (eveneens volledig huisbereide) praliné van Ducasse is iets helemaal anders. Luchtig, ‘grof’, niet al te zoet en rijk aan notensmaak. Voor de pistachepraliné ga ik zeker terug! (maar eerst die geldbuidel weer wat bijvullen)

5 redenen om zelf zuurdesembrood te bakken vegan

Brood is de laatste jaren behoorlijk omstreden. Het zou ons vermoeid maken, slecht zijn voor de darmen, en tal van andere gezondheidsproblemen veroorzaken. Ik ben geen arts of voedingsdeskundige, dus ik weet er allesbehalve het fijne van, maar het broodverhaal kan volgens mij wel wat nuancering gebruiken. Natuurlijk zijn er mensen die echt allergisch zijn voor gluten of tarwe en die moeten sowieso brood vermijden. Dat brood van geraffineerd (tarwe)meel – dat op de koop toe snel rijst dankzij gist – niet het toppunt van gezonde voeding is, lijkt me ook behoorlijk logisch.

Zelf ervaar ik vaak energiedips en darmproblemen als ik te veel geraffineerd (tarwe)brood eet. Maar brood helemaal bannen? Nee, dat zou ik niet willen … Gelukkig voel ik me prima bij zelfgebakken zuurdesembrood, dat ik maak van biologisch meel en dat heel lang mag rijzen. Waarom ik zo van zuurdesem hou? Je leest het hier!

1. Zuurdesem is pure magie
Wees gerust, er komen geen elfjes, tovenaars of heksen aan te pas, maar toch: zelf zuurdesem maken en zuurdesembrood bakken heeft iets magisch. Je hebt voor een super lekker, super voedzaam zuurdesembrood immers maar drie ingrediënten nodig: meel, water en zout. En met de juiste technieken, een vleugje ervaring, vooral véél tijd, en een hete oven maak je van die drie banale ingrediënten overheerlijk brood met een knapperige korst en smaakvol kruim.

Bak je zelf zuurdesembrood, dan weet je dus heel precies wat er in je brood zit. Dat kun je van brood uit de supermarkt of van bij de bakker meestal niet zeggen (denk maar aan broodverbeteraars, suiker, vet …). Kies je voornamelijk voor volkoren meel van biologische herkomst, dan kun je er zeker van zijn dat je brood heel wat gezonde voedingsstoffen bevat.


2. Zuurdesem is voedzamer en verteert beter
Zuurdesembrood zou een aantal gezondheidsvoordelen hebben ten opzichte van ‘gewoon’ gistbrood. Zuurdesem is een gefermenteerd product. Die fermentatie gebeurt onder andere door de aanwezigheid van melkzuurbacteriën, en die melkzuurbacteriën zouden alvast een positief effect hebben op de darmen. Maar er is meer.

In graankorrels (en dus ook in meel) is altijd fytine aanwezig. Dat stofje zorgt ervoor dat we minder makkelijk mineralen opnemen (bijvoorbeeld de mineralen die in het graan aanwezig zijn). Het goede nieuws? Als je granen lange tijd weekt, en dat is het geval tijdens een lang rijsproces, dan wordt fytine omgezet. Zuurdesemdeeg moet urenlang rijzen. Misschien een beetje lastig als je zin hebt in brood, maar wel goed voor je lijf dus, want dankzij die lange rijstijd kan je lichaam meer voedingsstoffen opnemen.

Desemculturen zouden bovendien ook nog helpen bij het afbreken van gluten. Dat verklaart wellicht waarom veel mensen minder verteringsproblemen hebben als ze zuurdesembrood eten. Zuurdesembrood geeft trouwens ook veel sneller een verzadigd gevoel. Je eet er dus minder van, en dat komt je darmen ongetwijfeld ook ten goede.

3. Je krijgt er een huisdier bij
Weet je dat er mensen zijn die hun zuurdesemstarter een naam geven? Niet zo gek eigenlijk, want voor zuurdesem moet je zorgen, bijna net zoals voor een diertje. Nu ja, dat zorgen valt best mee, hoor. Heel wat mensen laten zich afschrikken door het idee dat je zuurdesemstarters moet ‘voeden’. Ze denken dat hun zuurdesemhuisdiertje meteen de geest geeft als het een dag geen eten krijgt. Maar dat is absoluut niet waar. Desempjes zijn taaie beestjes, die best wel wat honger kunnen verdragen. Ik voed mijn starter alleen op dagen dat ik brood bak (vaak maar één keer per week) en op andere dagen rust hij in de koelkast. Tot nog toe heb ik nog nooit een zuurdesemuitvaart moeten houden.

Dat ‘zorgen’ is trouwens best aangenaam. Na maanden krijg je toch een beetje een band met je zuurdesemstarter (klinkt dit heel creepy? ;-) ). Ik bedoel maar: die starter geeft je week na week heerlijk brood, dan wil je toch ook iets in ruil geven? Ik vind het enorm intrigerend dat er starters bestaan die van generatie op generatie worden doorgegeven, en die dus eeuwenoud zijn. Van welke hond of kat kun je dat zeggen?


4. Je verricht fysieke arbeid
Oeps, dit klinkt veel zwaarder dan het is. Je hoeft geen krachtpatser te zijn om zuurdesembrood te bakken. Natuurlijk komt er wel wat kneedwerk bij kijken, maar als je dat te zwaar vindt, kun je ook een keukenmachine inschakelen. Of zuurdesembrood van 100% roggemeel bakken, want dat mag je amper kneden.

Ik houd van de zintuiglijke ervaring die zuurdesembrood bakken is. Met mijn handen door de ‘modderige’ desem roeren, voelen hoe het deeg almaar elastischer wordt tijdens het kneden, het deeg uitrekken om te zien hoe de glutenstructuur zich vormt … Wat een zalig tegenwicht voor de uren die ik aan de computer doorbreng!

5. Zuurdesembrood bakken is een creatieve uitdaging
Toegegeven, je eerste zuurdesembrood is hoogstwaarschijnlijk geen prachtexemplaar. Het mijne was dat alleszins niet. Ik had heel wat wondermooie broden op Instagram bekeken en was een tikje ontgoocheld toen bleek dat mijn brood daar maar een zeer zwakke afspiegeling van was. Maar het was lekker, dat gelukkig wel. En ik voelde me aangemoedigd om de volgende keer een nog lekkerder exemplaar te bakken.

Je moet een beetje zoeken naar de juiste rijstijden, naar een tijdsindeling die voor jou werkt, naar de juiste dosis ‘kneden’ om een mooi kruim te krijgen, etcetera. Maar precies dat vind ik zo’n fijne uitdaging. Het idee dat het altijd een tikje beter kan, motiveert me om te blijven experimenteren en variëren. Elke keer opnieuw ben ik razend nieuwsgierig naar wat er uit de oven zal komen.

De weg naar het ‘perfecte’ brood is voor mij nog heel lang, maar gelukkig levert die weg wel heel veel smakelijke broden op. Benieuwd naar wat ik allemaal uit mijn oven haal? Op Instagram deel ik geregeld foto’s van mijn broden.


Do sourdough!
Overtuigd om zelf aan de slag te gaan? Of nog wat extra motivatie nodig? In beide gevallen kan ik je van harte het boekje Do sourdough van Andrew Whitley aanbevelen (voorlopig uitsluitend in het Engels). Dit boekje trok mij over de streep om eindelijk een starter te maken en met zuurdesem aan de slag te gaan. Whitley ontkracht heel wat mythes over zuurdesem en geeft tips over hoe je  brood bakken een plekje kunt geven in je drukke leven. Zijn recepten zijn een uitstekende basis om mee te beginnen. Veel bakplezier!

Bentoboxliefde & spicy vegan ’tonijn’salade vegan


Sinds enige tijd ben ik helemaal weg van de bentobox: een Japanse lunchbox die vaak uit verschillende vakjes bestaat en gevuld wordt met lekkere en gezonde gerechtjes. Mijn enthousiasme werd vooral aangewakkerd door Shiso Delicious, die op haar blog en Instagram-pagina prachtige bentoboxcreaties maakt. Mijn bentobox bestaat uit twee ‘verdiepingen’ en hij motiveert me enorm om met een gezonde lunch naar het werk te vertrekken.

Op Instagram toon ik geregeld wat er zoal in mijn bentobox belandt, maar ik geef jullie hier ook graag een voorproefje.

Meestal kies ik voor veel rauwe ingrediënten en verse groene blaadjes, aangevuld met een portie eiwitten (al dan niet gekiemde kikkererwten of geblancheerde edamameboontjes – die ik uit de diepvriezer haal – zijn  favoriet), wat noedels of rijst, fruit en noten of zaden. Een bentobox is ideaal om restjes groenten, granen en peulvruchten van de vorige avond te verwerken.

Op de linkse foto zie je bijvoorbeeld een salade van rijstnoedels en edamame met wat groen uit de tuin + gestoomde broccoli met gomasio + geroosterde pompoen en pompoenpitten met tamari.

Wat natuurlijk helemaal uitstekend past in een Japanse bentobox is sushi. In de bentobox op de rechterfoto zie je naast de sushi met spicy vegan tonijn een salade van boerenkool, kumquats, edamame en gedroogde cranberry’s.

Hoe je sushi moet maken ga ik hier niet uitleggen. Je vindt op het wereldwijde web genoeg recepten van mensen die daar veel meer verstand van hebben dan ik. Wel deel ik graag mijn receptje voor de spicy vegan ’tonijn’salade waarmee ik mijn sushi vulde. Deze salade doet het trouwens niet alleen goed in sushi. Ik vulde er ook al avocadohelften mee en smeerde een dikke laag op zuurdesembrood. Mmm!

Zijn er hier nog bentoboxfans? Wat zijn jullie favoriete bentoboxgerechtjes?

voor een klein potje vol

Ingrediënten
• 30 g zonnebloempitten (een nachtje geweekt in water)
• 100 g zachte tofoe (geen zijdetofoe, maar ook geen te stevige variant; ik gebruik graag die van Seven arrows)
• 1 tl tamari
• 1 tl geroosterde sesamolie
• 0,5 tl paprikapoeder
• flink wat tabasco of andere chilisaus (naar smaak)
• 1 kneepje citroensap
• 1 tl veganaise
• peper en zout naar smaak

Zo maak je het
Giet de zonnebloempitten af en laat ze goed uitlekken. Maal de pitten in een keukenmachine tot je grove kruimels hebt (geen puree!).

Prak de tofoe fijn met een vork. Roer de gehakte zonnebloempitten en de overige ingrediënten erdoor. Begin met een beetje tabasco, proef en voeg meer toe tot je de gewenste vurigheid hebt. Gebruik je de ’tonijn’salade voor sushi, dan mag hij best pittig zijn. De rijst mildert namelijk de pikantheid.

Breng de salade verder op smaak met peper en zout. Bewaar in de koelkast tot gebruik.

In mijn sushi combineerde ik deze vegan tonijn met sliertjes fijngehakte rodekool en mosterdblaadjes uit de tuin.